Hij was bij de “Bond van Oudere” gekomen.
Hij kaartte, speelde biljart, hij puzzelde en meer.
Hij keek naar de vrouwen- was zeer jong van harte-
één vond hij erg aardig, hij zei dat een keer.
Hij dronk vaak een wijntje, hij rookte een sigaartje,
hij trok zich niets aan van wat “men” dacht of zei.
Hij liep elke dag nog een stuk door de wereld,
zijn leven was zinvol, hij lachte, was blij.
Hij was bij de “Bond van Ouderen” gekomen,
hij vond dat geen naam, hij bedacht “JVG”.
“Jeugd van Gisteren” dat klonk effe beter,
je leek weer wat jonger, je deed weer wat mee.
Hij “ging” met dat vrouwtje met die schandere ogen,
een echt lekker bekkie en prachtig grijs haar.
Je moest goed je lijf en ziel onderhouden,
dan leek je veel jonger dan “drieëntachtig jaar”.
Hij gaat met zijn “Mien” lekker een weekend naar Londen,
ze spreken geen Engels, maar da’s geen bezwaar.
Ze hebben gebaren, en humor en…….vriendschap
en zonder hun Engels, eenvoudig “elkaar”.
Eén ding is wat moeilijk, ze hebben één kamer,
Mien zei: “Och ……het gaat net zoals bij ons in het land,
een wijntje, een zoentje”, ja die JVG-ers hebben
ook niet meer nodig dan één ledikant.